Eduard XXVI

Midden in de nacht keek Eduard naar de plek. Alles stond er, maar de details klopten niet. Eduard voelde een gedachte in zijn hoofd opkomen, en kreeg het er koud van in zijn hart. Deze gedachte wilde hij niet. Met een lichte zucht wuifde hij de gedachte weg, en bedacht een onschuldige verklaring. Maar nog voor hij een gevoel van tevredenheid kreeg over zijn gevonden uitweg kwam een nieuwe gedachte die zijn bedenking ontkrachte en de eerste gedachte bevestigde. Op zijn gezicht tekende paniek. En de bedenking die deze tweede gedachte op zijn beurt ontkrachte, kon hem niet meer gerust stellen. Zelfs de gedachte “Er zal vast een plausibele verklaring voor zijn” nam de onrust niet weg. Voor Eduard voelde dit alsof zijn vertrouwen was beschadigd. 

“Vreemd,” dacht hij, “dat een toevallige interpretatie van feiten zo bepalend ingrijpt in de werkelijkheid.” Vertrouwen of wantrouwen als gevolg van een blik. Beide parcours van associaties, die van de gedachten die in hem opkwamen en die van de bedenkingen die hij maakte, leken logische constructies die de feiten precies verklaarden. “Maar wat zijn feiten” vervolgde hij, “als ze geen eenduidige betekenis meer hebben?”

De onrust verdween niet meer. De feiten kregen geen eenduidige betekenis, in de zin dat ze noch werden ontkend, noch bevestigd. Ze kregen geen waarde. En waarschijnlijk konden nog honderd verklaringen worden bedacht die deze toevallige samenloop van omstandigheden waar Eduard getuige van was konden verklaren. Geen enkele kon een waarheid bewerkstelligen. “De waarheid” besloot Eduard “is dat wat aan de werkelijkheid ontsnapt.”

Dit bericht werd geplaatst in Eduard, Het vergeten en getagged met . Maak dit favoriet permalink.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.